Zonnevelden staan onderaan de zonneladder, de voorkeursvolgorde waarin we in Nederland zonne-energie opwekken. Zon op daken en op objecten of onbenutte terreinen, zoals waterzuiveringsinstallaties of parkeerplaatsen, gaan voor. Maar in RES-regio Midden-Holland zijn daarbovenop ook zonnevelden nodig om de doelen van de RES 1.0 te halen. De regio wil een instrument in handen hebben om te kunnen bepalen in welke gebieden dit wel én niet mogelijk is. ‘Daarom hebben wij de afgelopen twee jaar het Programma Zon op Veld gemaakt’, vertellen Roland van Houdt, programmamanager RES Midden-Holland, en Bart Bakker, trekker van de Werkgroep Elektriciteit in de regio.
Programma onder de Omgevingswet
Zij liepen daarbij aan tegen het vraagstuk dat in bestemmingsplannen niets is geregeld voor zonnevelden. ‘We lieten ons toen inspireren door de RES-regio Noord- en Midden Limburg, die een kader maakte om duurzame projecten tegen elkaar te kunnen afwegen met het oog op de beperkte ruimte op het elektriciteitsnet’, zegt Roland. ‘In lijn daarmee overwogen wij een beleidskader voor zon te gaan maken. Maar, in overleg met experts op dit gebied, besloten we om het anders te doen en vooruitlopend op inwerkingtreding van de Omgevingswet, een programma te maken. Dat is immers een van de instrumenten onder die wet.’
En zo geschiedde. In het voorjaar van 2022 zetten Roland en Bart, bijgestaan door collega’s en externe adviseurs, de eerste schreden op weg naar het Programma Zon op Veld. ‘De kern van het programma vormen drie ruimtelijke instrumenten om projecten te kunnen toetsen en prioriteren’, legt Bart uit. ‘De kansenkaart geeft ontwikkelaars en omwonenden inzicht in welke gebieden in de regio kansrijk zijn voor zonnevelden. In het afwegingskader staan de minimale eisen waar we projecten op zullen toetsten en beoordelen. En in door een extern bureau gemaakte gebiedsbeschrijvingen staan per gebied voorwaarden voor inpassing in het landschap en meekoppelkansen. Dat derde instrument was cruciaal voor de provincie om te kunnen instemmen met het programma. Je kunt daarmee namelijk eisen stellen aan zaken als biodiversiteit en behoud van bepaalde landschappelijke kenmerken.’
BOPA-procedure biedt kansen om projecten te selecteren of afwijzen
Voor het opstellen van het programma is een uitvoerig participatieproces uitgevoerd, zegt Roland. ‘Inwoners dachten mee via een enquête, straatgesprekken en infoavonden. Ook landbouw- en milieuorganisaties, energiecoöperaties en projectontwikkelaars waren betrokken. Alle wensen die daaruit voortkwamen hebben we op een rij gezet in een rapport en een infographic. We hebben per punt gekeken hoe we het konden verwerken in het programma. Als we iets niet overnamen, hebben we uitgelegd waarom we dat niet deden.’
Het maken van een dergelijk programma is geen sinecure, benadrukken Bart en Roland. ‘We hebben een behoorlijk ingewikkeld proces doorlopen’, constateert Bart. ‘Omdat bestemmingsplannen geen ruimte bieden voor de energietransitie, moet je daar als gemeente bij de vergunningverlening dus van afwijken. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet gebeurt dat via een zogenoemde BOPA: een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Het mooie daarvan is dat je in zo’n BOPA-procedure participatie kunt borgen en ook andere dan ruimtelijke eisen aan projecten kunt stellen, bijvoorbeeld op het gebied van lokaal eigendom. Dat biedt de kans om projecten te kunnen selecteren, maar ook afwijzen, op basis van de eisen die je hebt gesteld. Je kunt daarmee bovendien een grens stellen aan de hoeveelheid projecten. Zo kun je echt sturen op de RES-opgave in plaats van op initiatieven.’ Als je vergunningen zou verlenen op basis van een bestemmingsplan, heb je die mogelijkheid niet, verduidelijkt Bart. ‘Als projecten dan aan de ruimtelijke eisen voldoen, ben je als gemeente verplicht een vergunning te verlenen.’ Om een BOPA te kunnen uitvoeren, moet een gemeente beleid hebben om dat te funderen. Daartoe dient het programma Zon op Veld.
Colleges bevoegd om programma vast te stellen
Het programma is in concept klaar. Hoe verder? ‘Het ligt nu voor een reactie bij de gemeenteraden in de regio’, zegt Bart. ‘Zij hoeven er niet mee in te stemmen. Het is de bevoegdheid van de colleges om een programma onder de Omgevingswet vast te stellen. De raden denken mee via een ‘geen wensen en bedenkingenprocedure’. We vragen hen om kennis te nemen van het programma en te besluiten er geen wensen en bedenkingen op in te dienen. Mochten raden dat toch willen, dan is daar een meerderheid van 50% voor nodig. Op die manier kunnen we mogelijke wensen en bedenkingen enigszins kanaliseren en voorkomen we dat het een langlopend traject wordt. Mochten er over de hele regio heen toch bepaalde wensen en bedenkingen leven, dan kijken we hoe we die in het programma kunnen verwerken.’
Eisen zijn streng maar duidelijk
Doel van het programma is om zon op veld alleen toe te staan op locaties op basis van de zonneladder en daar op regionaal niveau gezamenlijk beslissingen over te nemen, aan de hand van strenge voorwaarden. Na de reacties van de gemeenteraden zullen de colleges het programma naar verwachting in maart vaststellen. Daarna kunnen initiatiefnemers een plan indienen. ‘We starten daar een uitnodigingskader voor, dat we gedurende een bepaalde termijn openstellen’, zegt Roland. ‘Vervolgens gaat een commissie van onafhankelijke experts de ingediende aanvragen toetsen en beoordelen. Initiatiefnemers krijgen dan nog een kans om hun plannen eventueel aan te passen. Tegelijkertijd worden de projecten ook getoetst aan een aantal verplichte elementen in de BOPA-procedure. Uiteindelijk volgt een prioritering van onwenselijke en wenselijke projecten. Die prioritering leggen we voor aan de colleges en raden. Na besluitvorming kunnen wenselijke projecten in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning.’
Verwachten Roland en Bart veel belangstelling voor het programma? ‘Wij hebben de afgelopen tijd al overleg gehad met initiatiefnemers, grondeigenaren en andere betrokkenen’, zegt Bart. ’Ontwikkelaars vinden onze eisen erg streng, maar de zaal zit wel steeds vol met initiatiefnemers die van plan zijn een voorstel in te dienen. Dus we kunnen hopelijk veel belangstelling verwachten. Wij zijn misschien wel streng, maar we bieden ook duidelijkheid. Bovendien benadrukken we dat deze strenge eisen de enige manier zijn om zonnevelden te plaatsen, gezien het draagvlak.’ Zoals gezegd is voor de RES-regio de zonneladder het uitgangspunt. ‘Maar we wachten niet tot het laatste dak is belegd voor we kijken naar de mogelijkheden voor zonnevelden’, zegt Bart. ‘We hebben ze nodig om onze doelstellingen te realiseren en we zien op basis van de ruimte ook echt potentie.’
Betrek en informeer stakeholders vanaf het begin
Tot slot: hebben Bart en Roland nog tips voor andere regio’s die met een dergelijk programma aan de slag willen? Roland: ‘Betrek en informeer alle stakeholders, zoals gemeenteraden, initiatiefnemers, grondeigenaren en organisaties, al vroeg in het proces, zodat je hen er echt in meeneemt.’ Daarnaast adviseren zij, gezien de complexiteit van de Omgevingswet, om een externe adviseur in te huren. ‘Wij hebben daar veel aan gehad.’ En, zegt Roland: doe alles in overeenstemming met je collega’s van ruimtelijke ordening. ‘Zonder hen is zon op veld niet mogelijk. Door ons proces hebben zij nu al veel geleerd over toepassing van de Omgevingswet. En wij zijn, als deskundigen in de energietransitie, blij met de feedback van collega’s met een andere expertise. Dat heeft echt meerwaarde.’
Meer informatie:
Programma Zon op Veld RES Midden-Holland
Verslag van de gesprekken over zonne-energie in RES Midden-Holland
Voorkeursvolgorde zon
Contact:
res@regiomiddenholland.nl